15 Fotografie termen & uitleg
1. ISO
Definitie: ISO bepaalt de lichtgevoeligheid van de camerasensor. Uitleg: Lagere ISO-waarden (bijv. 100 of 200) zijn minder gevoelig voor licht en worden gebruikt bij fel licht. Hogere ISO-waarden (bijv. 1600 of 3200) zijn gevoeliger voor licht en worden gebruikt bij weinig licht, maar kunnen ruis in de foto veroorzaken.
2. Sluitertijd (Shutter Speed)
Definitie: De tijdsduur dat de camerasluiter open blijft om licht op de sensor te laten vallen. Uitleg: Kortere sluitertijden (bijv. 1/1000 sec) bevriezen beweging, terwijl langere sluitertijden (bijv. 1/30 sec of langer) bewegingsonscherpte creëren. Langere sluitertijden worden vaak gebruikt bij nachtfotografie of om bewegingseffecten te bereiken.
3. Diafragma (Aperture)
Definitie: De opening in de lens waardoor licht binnenkomt. Uitleg: Diafragma wordt gemeten in f-getallen (bijv. f/1.8, f/4, f/16). Een kleiner f-getal betekent een grotere opening (meer licht en minder scherptediepte), terwijl een groter f-getal een kleinere opening betekent (minder licht en meer scherptediepte).
4. Belichtingsdriehoek (Exposure Triangle)
Definitie: De relatie tussen ISO, sluitertijd en diafragma. Uitleg: Deze drie instellingen werken samen om de belichting van een foto te bepalen. Het aanpassen van een van deze instellingen vereist mogelijk aanpassingen in de andere twee om de gewenste belichting te behouden.
5. Scherptediepte (Depth of Field)
Definitie: Het bereik in een foto dat scherp is. Uitleg: Een kleine scherptediepte (bijv. f/1.8) zorgt ervoor dat alleen een klein deel van de foto scherp is, terwijl een grote scherptediepte (bijv. f/16) een groter deel van de foto scherp houdt.
6. Witbalans (White Balance)
Definitie: De instelling die de kleurtemperatuur van het licht compenseert. Uitleg: Witbalans zorgt ervoor dat wit er wit uitziet in verschillende lichtomstandigheden. Instellingen zoals daglicht, bewolkt, kunstlicht, enz. helpen om de juiste kleurweergave te krijgen.
7. Brandpuntsafstand (Focal Length)
Definitie: De afstand van het midden van de lens tot de sensor, gemeten in millimeters. Uitleg: Kortere brandpuntsafstanden (bijv. 18mm) bieden een bredere kijkhoek (groothoeklens), terwijl langere brandpuntsafstanden (bijv. 200mm) een smallere kijkhoek bieden (telelens).
8. Ruis (Noise)
Definitie: Ongewenste korreligheid of vervorming in een foto. Uitleg: Ruis is vooral zichtbaar bij hoge ISO-waarden en in donkere delen van een foto. Het kan worden verminderd door een lagere ISO te gebruiken en goed te belichten.
9. Bokeh
Definitie: De kwaliteit van de onscherpe delen van een foto. Uitleg: Bokeh wordt vaak gebruikt om artistieke onscherpte te creëren, vooral bij portretten en macrofotografie. Het wordt beïnvloed door de vorm en constructie van het diafragma.
10. RAW
Definitie: Een bestandsformaat dat onbewerkte beeldgegevens bevat, rechtstreeks van de camerasensor. Uitleg: RAW-bestanden bevatten meer informatie en bieden meer flexibiliteit bij het bewerken in vergelijking met JPEG-bestanden, die gecomprimeerd en bewerkt zijn door de camera.
11. JPEG
Definitie: Een veelgebruikt bestandsformaat voor afbeeldingen. Uitleg: JPEG-bestanden zijn gecomprimeerd en bevatten minder beeldinformatie dan RAW-bestanden, waardoor ze minder flexibel zijn voor nabewerking, maar ze nemen minder opslagruimte in beslag.
12. Histogram
Definitie: Een grafische weergave van de verdeling van licht en donker in een foto. Uitleg: Het histogram helpt fotografen om de belichting te beoordelen. Links vertegenwoordigt schaduwen, het midden vertegenwoordigt middentonen, en rechts vertegenwoordigt hooglichten.
13. Compositie
Definitie: De manier waarop elementen in een foto zijn gerangschikt. Uitleg: Goede compositie maakt een foto visueel aantrekkelijk. Regels zoals de regel van derden, leidende lijnen, en kader in kader helpen bij het maken van boeiende beelden.
14. Regel van Derden (Rule of Thirds)
Definitie: Een compositieregel die een beeld verdeelt in negen gelijke delen met twee horizontale en twee verticale lijnen. Uitleg: Het plaatsen van belangrijke elementen langs deze lijnen of op de kruispunten maakt de compositie evenwichtiger en interessanter.
15. Leidende Lijnen (Leading Lines)
Definitie: Lijnen in een foto die de kijker naar het hoofdonderwerp leiden. Uitleg: Leidende lijnen kunnen wegen, paden, rivieren of architecturale elementen zijn die de aandacht van de kijker trekken en naar het belangrijkste deel van de foto leiden.